Dienstbodes waren vroeger onmisbaar om het huishouden op een buitenplaats draaiend te houden. Dat was ook zo op de havezate Oldengaerde in de 19e eeuw. Drie meiden en drie knechten namen hier rond 1850 de dagelijkse taken op zich. Het totale huishouden, inclusief familie, bestond uit veertien personen.
De dienstbodes hadden overdag veel taken, maar ook ’s nachts hield hun werk niet op. De voorbereiding op de nacht begon vaak al ’s ochtends vroeg met het opmaken van de bedden en het neerleggen van nachtgoed voor de familie en het legen van de po’s van de familieleden. Aan het einde van de dag sloten de dienstbodes de vouwblinden voor de ramen en de buitendeur van het huis. Zo werd kou in de winter en licht in de zomer tegengehouden. In de winter verwarmden kachels het huis. Het was aan de dienstbodes om de kachels ’s avonds op te stoken, zodat ze de hele nacht bleven branden. ’s Ochtends werden ze weer leeggehaald en opnieuw opgestookt.
Bij bijzondere gelegenheden was er natuurlijk veel meer te doen. Als er ’s avonds een feest werd gegeven, stonden de dienstbodes klaar om de gasten binnen te laten en hun jassen, mantels en hoeden aan te nemen. Aangezien het voor gasten niet gebruikelijk was om ’s nachts nog te reizen, werd er gezorgd dat ze konden overnachten. Het personeel maakte de gastenvertrekken klaar en zorgde dat het de gasten aan niets ontbrak.
De hoeveelheid taken van dienstbodes was afhankelijk van de grootte van het huis. Wie in een kleiner huis diende, had vaak meer taken. Die konden variëren van het uit het bed halen van de kinderen tot het klaarmaken van het eten. Op Oldengaerde nam het aantal personeelsleden in de laatste eeuw flink af. Uiteindelijk was er nog maar één jong dienstmeisje over. Zij moest het hele huishouden zien te doen. Geen wonder dat ze blij was, toen ze voor het laatst de deur van Oldengaerde achter zich sloot.
Alexandra Berends en Gabriëlla Kok, studenten Rijksuniversiteit Groningen.
Doen onderzoek naar het nachtelijke leven op Drentse buitenplaatsen.
Geef een reactie