Over de rol van het kasteel in de romantische fictie van de late 18e en vroege 19e eeuw
In de 17e eeuw leek de wereld logisch in elkaar te zitten. De aarde was geschapen door God en daarom was er sprake van orde. De klassieke werken gaven inspiratie en inzicht om de wereld te begrijpen en in te richten. Opzoek gaan naar de geheimen van de natuur was onnodig én werd simpelweg verboden door de Kerk. Binnen de wetenschap en filosofie kwamen er steeds meer vragen op over deze gang van zaken: waarom wordt er zo sterk vast gehouden aan de Bijbel en deze klassieke idealen? Dit bracht het rigide wereldbeeld tot wankelen.
In de 18e eeuw veranderde de perceptie van de buitenwereld voorgoed. Deze veranderde relatie met de omgeving is, onder andere, terug te vinden in de late 18e- en vroeg-19e-eeuwse historische fictie van Sir Walter Scott en de ‘Gothic novels’ van Edgar Allan Poe. In deze verhalen wordt veel aandacht besteed aan middeleeuwse kastelen. Dit is interessant, want waar komt de interesse in deze middeleeuwse bouwwerken vandaan? En hoe zetten Scott en Poe het kasteel in hun verhaal in?
Om dit te begrijpen gaan we terug naar het Engeland van na de Verlichting, aan de vooravond van de industriële revolutie. Een tijd waarin men zich vanuit de luie stoel liet transporteren naar de kastelen van Sir Walter Scott en Edgar Allan Poe. Even vluchten naar een andere, fictieve wereld, dat wilde men maar al te graag. In korte tijd was de bevolking in de grote steden flink gegroeid. De toegang tot schoon water en het riool was echter beperkt, waardoor de stad stonk en gevaarlijke ziektes aan de orde van de dag waren. Men raakte overspoeld door gevoelens van nostalgie en ontwikkelde een interesse in de nationale geschiedenis, die was vastgelegd in bouwwerken van aanzienlijke ouderdom. Verbeteringen in druktechnieken, een sterk concurrerende boekenmarkt en nieuwe copyrightwetgeving maakten dat de prijs van boeken flink daalde. Iedereen die dat wilde kon nu een boek erbij pakken om zo even de dagelijkse sleur te ontvluchten.
In 1839 publiceert Edgar Allan Poe zijn Gothic novel The Fall of the House of Usher. Het verhaal begint wanneer de hoofdpersoon het huis Usher nadert. Bij het aanzien van het kasteel, dat een opvallende barst in het muurwerk heeft, wordt hij onmiddellijk overspoeld door een gevoel van ondraaglijke somberheid. Hij komt naar Usher voor een bezoek aan zijn zieke jeugdvriend Roderick Usher en diens zuster Madeline. Op een nacht overlijdt Madeline, waarna ze in de familiegrafkelder opgebaard wordt. In de weken die volgen raakt Roderick in toenemende mate verward, met hysterie tot gevolg. Wanneer de hoofdpersoon hem op een avond voorleest, vliegt de slaapkamerdeur open. Madeline blijkt niet dood te zijn; ze was levend in de kelder opgesloten. Woedend valt ze haar broer aan, waarbij hij overlijdt en haar hart het begeeft. De familie Usher komt ten einde. De scheur in het kasteel barst open en het gebouw splitst in tweeën, waarna het in de slotgracht verdwijnt.
In dit verhaal verbindt Poe het huis Usher direct aan zijn bewoners, de familie Usher. Het huis en de familie hebben een wederzijdse, negatieve invloed op elkaar. Roderick voelt zich vastgeketend aan het huis en is in jaren niet buiten geweest. Hij benadrukt hoe ‘het fysiek’ van de grijze muren, de torens en het donkere water invloed uitoefenen op zijn mentale staat. Ruimte, emotie en lot zijn op deze manier onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het kasteel, zijn inrichting en zijn omgeving worden ingezet om zowel atmosfeer als narratief te versterken.
Sir Walter Scott doet dit anders. Hij schrijft vooral historische romans waarin onmogelijke liefdes centraal staan. Zo ook in Peveril of the Peak (1823). Deze roman speelt zich af in de 17e eeuw en gaat, onder andere, over de liefde tussen Julian en zijn voormalige adoptiezusje Alice. Door verschillende gebeurtenissen scheiden hun paden keer op keer. Toch vinden ze elkaar steeds weer terug. Hun ontmoetingen vinden plaats op kastelen, verspreid over het hele land. Scott beschrijft het reizen, de contemplatie en het aanzicht van bestaande kastelen. Door deze kastelen, levendige landschappen, herkenbare personages, echte geschiedenis en stukjes fictie door elkaar heen te vlechten creëert hij voor de lezer een schijnbaar realistisch en toch geromantiseerd beeld van het verleden. Het kasteel dient, samen met het omringende landschap, als het decor voor de intriges van de hoofdpersonen.
In de fictie van de late 18e en vroege 19e eeuw maken auteurs op verschillende manieren dankbaar gebruik van middeleeuwse kastelen. Lezers worden aangetrokken door de nostalgische gevoelens die deze gebouwen oproepen. Tegelijkertijd zijn ze onbekend met hun werkelijke geschiedenis. Dit geeft auteurs de ruimte om de kastelen op hun eigen manier van betekenis te voorzien. Poe gaat daarbij op zoek naar hun donkere, mysterieuze en dramatische hoekjes, waarmee hij het kasteel als actor mee laat spelen in het verhaal. Scott vervlecht werkelijke geschiedenis met romantische intriges en herkenbare hoofdpersonen. Het kasteel vervult daarbij de rol van een theater, met een podium en verborgen coulissen. Hoewel deze benaderingen uiteenlopen, hebben ze ook een overeenkomst: een verbinding tussen curieuze kastelen en fantastische fictie. En dat is de wereld waar de lezers in de tijd van Poe en Scott maar al te graag naartoe willen vluchten.
Loeka van der Eijk
Geef een reactie