Door: Jan K.H. van der Meer
Illustratie: Sigismund van Heiden geportretteerd door Guillaume de Spinny b.g.v. zijn verloving in 1766 met Maria Frederica van Reede van Amerongen. Drents Archief Assen
‘Noblesse oblige’, ‘Adel verplicht’, wat je ook zo zou kunnen opvatten: wat moet je als edelman doen in je leven om te voldoen aan de eisen van je stand. We kiezen dan Sigismund van Heiden om langs de adellijke meetlat te leggen en te bekijken in hoeverre hij is geslaagd in zijn plannen. Waarom juist hem? Hij was de laatste Drost van Drenthe en heeft ons dagboeken en reisverslagen nagelaten, zodat we hem op zijn levenspad aardig kunnen volgen.
We beginnen op het punt waar hij – letterlijk – zichtbaar wordt, namelijk als hij en zijn verloofde, Maria Frederica van Reede van Amerongen, zich laten portretteren. In de Laarwoudzaal van het Drents Archief bevinden zich beide portretten. Sigismund is dan 26 jaar, Maria Frederica achttien. Welke stappen had Sigismund toen al gemaakt op weg naar een passende staat en status.
Hij heeft zich in 1760 meerderjarig en dus handelingsbekwaam laten verklaren, hij is dan twintig jaar; normaal ging dat destijds met 25 jaar in. De aanvraag deed hij bij de Etstoel, destijds de hoogste rechtbank van Drenthe. Waarom in Drenthe? Wel, zijn vader was daar Drost, een soort onder-stadhouder. Van de 24 rechters benoemde hij de helft en van de andere helft waren er genoeg bereid hem en zijn zoon ter wille te zijn. Opvallend is, dat het verzoek al een paar dagen vóór de aanvraag was ingewilligd …!
Illustratie: Maria Frederica van Reede van Amerongen als zevenjarige geportretteerd door Jean-Étienne Liotard in 1755. Paul Getty Museum Los Angeles
Zijn nieuwe bevoegdheid zet hij vrij snel in als hij in 1762 de ridderhofstede Rhijnestein (bij Cothen in de provincie Utrecht) koopt van zijn neef. Het bezit daarvan biedt hem zicht op het lidmaatschap van de Utrechtse Ridderschap en daarmee op politieke invloed in Utrecht en misschien Den Haag.
Drie jaar later, in 1765 dus, wordt hij aangesteld als kamerjonker aan het stadhouderlijk hof. Hij was van jongs af aan kind aan huis aan het hof als page: zijn vader was er kamerheer.
Het jaar daarop heeft dan de hierboven genoemde verloving plaats met Maria Frederica van Reede, telg van voorname Utrechtse adel en hofdame van prinses Wilhelmina, de echtgenote van stadhouder Willem V.
Bij de keizerlijke kanselarij heeft papa van Heiden inmiddels documenten ingediend op grond waarvan hij de titel ‘graaf’ denkt te mogen voeren. Die titel zal Sigismund straks dus erven!
Illustratie: Maria Frederica van Reede, eveneens door Guillaume de Spinny, pendant van het portret van Sigismund van Heiden b.g.v. hun verloving. Drents Archief Assen
Even tussendoor iets over het ambt van stadhouder en over Willem V. In de Spaanse tijd waren de stadhouders in de provincies de vertegenwoordigers van de koning geweest. ‘De koning van Hispanje’ hadden we echter in de Tachtigjarige Oorlog de gehoorzaamheid opgezegd. Zijn stadhouders hadden we niet weggestuurd: die hadden bij de Opstand tegen Spanje juist een leidende rol gespeeld. Dat leverde hun veel prestige en invloed op, ook voor hun opvolgers. Hun grootste concurrenten waren de regenten in de steden. Deze wilden hun zaken liever op eigen houtje regelen zonder de stadhouder als pottenkijker.
In 1766 is Willem Batavus, de zoon van Willem IV, achttien jaar geworden, de leeftijd waarop vorsten meerderjarig worden. Hij wordt aangesteld als algemeen stadhouder over alle provincies, net als zijn vader. Op zijn reizen door de provincies om zich te presenteren aan de bevolking vergezelt Sigismund van Heiden hem. Willem V bleek echter helemaal niet geschikt voor de functie van bestuurder. Niettemin was hij er de man niet naar om zijn macht te delen met, bijvoorbeeld zoals in Groot-Brittannië, een ministerraad. Had hij daartoe wél besloten, dan was hij de geschiedenis ingegaan als een wijze vorst. Nu staat hij te boek als een tragische held die roemloos is ten ondergegaan.
Terug naar Van Heiden. Op 24 januari 1769 wordt het huwelijk tussen Sigismund en Maria Frederica voltrokken in Den Haag. Misschien is met trouwen gewacht tot de materiële basis stevig genoeg was: de grafelijke status was daadwerkelijk verleend evenals de toelating tot de Utrechtse Ridderschap.
Het gezin breidt zich daarna gestaag uit: tussen 1769 en 1778 zal Maria zeven kinderen ter wereld brengen onder wie één doodgeborene.
Intimi spraken Maria Frederica aan met ‘Mietje’, wat nu nogal gewoontjes overkomt en een heel andere bijklank heeft gekregen. Niettemin was zij, zoals gezegd, van vooraanstaande Utrechtse adel met genoeg beroemde namen aan haar stamboom. Haar echtgenoot liet zich, naar blijkt uit de ondertekening van informele brieven, aanspreken met zijn tweede voornaam: Pieter of Pierre. Sigismund lag kennelijk minder makkelijk op de tong, zeker een Franse, de taal die de adel destijds graag bezigde om zich te onderscheiden van het ‘gewone volk’. Bovendien werd ‘Sigismund’ wel eens afgekort tot ‘Muntje’, waarschijnlijk spottend, omdat hij de roep had nogal inhalig te zijn – net als zijn vader, trouwens.
Met zijn carrière gaat het verder opperbest. In 1773 wordt hij bevorderd tot kamerheer en tot bewindvoerder bij de V.O.C. Met die laatste functie krijgt hij toegang tot – en daarmee eveneens toezicht op – de regentenkringen van Amsterdam, de minst stadhoudersgezinde stad van de Republiek. Hij legt, naast Utrecht, nog een ijzer in het vuur. Hij neemt van zijn vader in Drenthe een keuterij over waarop de stem van de havezate Entinge is overgeheveld – wat toekomstige toelating tot de Drentse Ridderschap mogelijk maakt. En dan verrast hem twee jaar later het onverwachte overlijden van zijn vader. Zonder aarzeling benoemt Willem V zijn zoon tot de nieuwe Drost van Coevorden en Drenthe. Waarschijnlijk was dat in de voorgaande jaren al bekonkeld, want in feite ging de benoeming tegen de regels in. De kandidaat-drost diende lid te zijn van de Drentse Ridderschap en Sigismund was op dat moment nog aan de Utrechtse verbonden.
Sigismund vraagt toch maar snel ontslag uit de Utrechtse Ridderschap en toelating tot die van Drenthe, zodat hij op 19 maart 1776 kan worden ingezworen als de nieuwe Drost. Hij komt naar Assen in een koets met zes paarden en tekent de benoemingsacte met ‘Van Heiden van Entinge(n)’. Later keert Rhijnestein in de gewijzigde spelling ‘Reinestein’ weer terug terwijl de havezate bij Cothen al doorverkocht is. Voor Sigismund begint het echte leven kennelijk nu pas: hij gaat een Journal bijhouden – in het Frans, zoals een edelman betaamt. De eerste bewaard gebleven aantekeningen zijn van 1 januari 1777.
De nieuwe status betekent dat hij zijn aandacht moet verdelen over Den Haag en Drenthe. De meeste aandacht vraagt zijn werk in Den Haag. Aan het hof is hij verantwoordelijk voor het protocol bij officiële ontvangsten en voor cultureel vermaak aan het hof – en uiteindelijk bemoeit hij zich overal mee. Het zal duidelijk zijn dat Den Haag zijn hoofdbetrekking vormt. Drenthe is een bijbaan en als hij die een beetje serieus wil invullen, is het heen en weer reizen geblazen. Van Den Haag naar Utrecht kon gebruik worden gemaakt van de weliswaar trage, maar comfortabele trekschuit. Daarna begon de ellende, zeker als het geregend of gevroren had. De wegen van die tijd waren eigenlijk niet meer dan karresporen waar de koets moeizaam doorheen moest baggeren terwijl de passagiers gedurig heen en weer werden geslingerd.
Op reis nam Van Heiden vrijwel altijd zijn vrouw mee en regelmatig ook kinderen, zoals hij op 21 mei 1777 schrijft:
‘Ik vertrek met mijn vrouw en al mijn kinderen per jacht naar Utrecht, waar wij tegen half negen ’s avonds aankomen.’
De dag daarop gaat het per rijtuig naar Zwolle, tegen tien uur ’s avonds aankomst; op dag drie, ook weer tegen tienen ’s avonds, aankomst op Laarwoud: ‘thuis’, zucht Van Heiden, ze moeten bekaf geweest zijn. ‘Alle kinderen’, staat er, het zijn er op dat moment zes. De tocht moet een slopende expeditie zijn geweest, dat zou het zelfs nu nog zijn, maar het maakt Van Heiden toch ook wel een beetje een avontuurlijke papa.
Illustratie: Havezate Laarwoud in winterse tooi. Wikimedia commons
Sigismund van Heiden verneemt in juli 1777 dat de stadhouderlijke familie in september een bezoek zal brengen aan de noordelijke provincies, dus ook Drenthe zal aandoen. Voor Van Heiden is dat een mooie gelegenheid om eens flink uit te pakken en een beetje Den Haag naar Assen te halen.
Als het zover is, op 9 september 1777, gaat Van Heiden met zijn gezin en nog twee familieleden naar Groningen om de Prins en zijn gezelschap alvast te begroeten. ’s Avonds is er groot bal op het binnenplein van de Academie. Er zijn wel vierhonderd personen aanwezig, maar het souper is ‘tamelijk middelmatig’, schrijft hij. De volgende dag komt de stadhouderlijke familie naar Laarwoud. De prins maakt een wandeling naar het Zuidlaardermeer en bezoekt de twee hunebedden van Midlaren. Daarna gaan allen weer terug naar Groningen om deel te nemen aan een bal dat tot de vroege ochtend duurt.
12 september is dan de ‘dag van Drenthe’, althans wat er van die dag nog over is. Willem en Wilhelmina komen tegen half vijf aan, hun kinderen zijn er dan al. In het Drostenhuis worden diverse protocollaire plechtigheden afgewikkeld, waarna de hoogheden een wandeling door het nog jonge Asser Bos maken. In het Drostenhuis teruggekeerd wordt om negen uur het souper opgediend. Hier, in Assen, is het ‘volmaakt goed’, zegt Van Heiden. Het gezelschap staat om half twaalf op van tafel, de hoogheden gaan de illuminatie bekijken die kennelijk op en rond de Brink is aangebracht, meer dan 6.000 lampions zetten de omgeving in een sprookjesachtig licht! Daarna trekken ze zich ‘zeer voldaan’ terug om deze keer in Assen te slapen, in het Drostenhuis mogen we aannemen. De dag daarop gaat het stadhouderlijk gezelschap alweer vroeg op pad naar paleis het Loo.
Verjaardagen werden uitbundig gevierd. Op 24 augustus 1778 wordt prins Willem Frederik zes jaar. Van Heiden schrijft:
‘… Diner aan open tafel op het Oude Loo. Komieke opkomst van verschillende personages in vermomming. Zeer vrolijke en smakelijke maaltijd, met leuke grappen, vooral voorgedragen door de jongste Van der Duijn, vermomd als Engelse zonderling. Watergevecht op de grote vijver. Een reuzenkasteel in brand gestoken en verwoest. Souper en bal in een daartoe ingerichte salon in de volière. Alles eindigt om half drie.’
Illustratie: Stadhouder Willem V met zijn gezin, zijn echtgenote prinses Wilhelmina en de kinderen Louise, Willem en Frederik; door Pieter le Sage 1779. Wikimedia Commons
De stadhouder amuseert zich prima tijdens zijn vakanties. In augustus 1780 houdt de Prins,
‘… een vispartij […], waar de Dames niet bij zijn. Zeven van onze Heren vergezellen hem. Omdat Zijne Doorluchtige Hoogheid geen enkel materiaal had geregeld voor het vissen, vinden we bij aankomst noch netten, noch hengels [die worden dan elders opgehaald]. We vangen een paar mooie snoeken. Het diner is goed, er wordt sec bij gedronken. [Twee heren] raken bevangen door de wijn, evenals de Prins, die niettemin te paard terugrijdt, maar bij aankomst nauwelijks toonbaar is.’
Het vermaak heeft Sigismund van Heiden wellicht wat afleiding bezorgd. Een paar weken eerder was hun zoontje Charles, op dat moment nog geen vier jaar, bezweken aan stuipen:
‘We zijn er diep door getroffen en deze ongelukkige gebeurtenis grijpt vooral mijn vrouw aan, aan wie dit kind bijzonder gehecht was.’
De dag daarop wordt de kleine Charles in de vroege ochtend begraven in de kerk van Apeldoorn. Maria Frederica is begrijpelijkerwijs geheel van slag en Sigismund komt er twee maanden lang niet toe gewoontegetrouw zijn aantekeningen ‘in het net’ te noteren, ze staan in een kladkatern. Ook Maria Frederica probeert haar leven weer op te pakken, als we lezen dat ze zes weken later meedoet in een blijspel. Aan het hof werden vele avonden gevuld met toneel, pantomime, ballet en was dies meer zij, voorstellingen waaraan hovelingen en leden van de stadhouderlijke familie geestdriftig deelnamen.
Op 19 december 1781 moet Van Heiden in zijn dagboek noteren dat zijn vrouw te vroeg is verlost van een doodgeboren kind, een meisje – het werd hierboven al even genoemd. Het is niet uitgesloten dat beide dramatische gebeurtenissen Maria Frederica naar de rode wijn hebben doen grijpen. In 1783 is er sprake van ‘Heiden en sijn dik wijf’, ze moet dus behoorlijk zijn uitgedijd. Hun huwelijk is kennelijk bestand gebleken tegen dergelijke crises. De grafsteen, waaronder beiden later worden begraven in de kerk van Zuidlaren, maant de bezoeker: ‘Wie gij zijn moogt, eerbiedig in Hun een voorbeeld van Deugd, Godsvrugt en Huwelijksmin.’
Bleef Van Heiden in zijn privéleven geen tegenslag bespaard, ook in zijn functie van kamerheer is het vanaf 1780 lange tijd uit met de pret. Frankrijk en Engeland zijn met elkaar slaags geraakt vanwege de Franse steun aan de opstandige Engelse koloniën in Noord-Amerika. De Republiek probeert zich erbuiten te houden, maar het draait net vóór het einde van 1780 alsnog op oorlog uit. De Republiek is betrapt op heimelijke handel met de opstandelingen. De oorlog verloopt rampzalig waardoor alle opgekropte weerstand tegen het stadhouderlijke bewind naar buiten barst. Het gistte eigenlijk overal in Europa. De ontwikkelde burgerij kreeg langzamerhand genoeg van vorstelijke willekeur en adellijke privileges. In ons land verschijnt een vlammend pamflet dat de vloer aanveegt met Oranje, speciaal met Willem V. De titel luidt Aan het Volk van Nederland, ‘een stuk, geschreven door een meesterhand’, moet Van Heiden erkennen, maar dat verder
‘… een verzameling bevat van vreselijke lasteringen en van waarheden die op kunstige wijze worden verdraaid, alles met de kwaadaardige bedoeling het Stadhouderschap, de Prins en allen die tot zijn aanhang behoren te kleineren; en dat besluit met een oproerige aansporing van het volk om het op te wekken bijeen te komen en hun rechten als enige Soevereinen van het land te doen gelden.’
Pagina 2 uit Aan het Volk van Nederland. Wikipedia
Het pamflet brengt inderdaad de ‘weldenkende’ burgers ertoe zich te verenigen en in opstand te komen. Ze noemen zich de Patriotten, ware Vaderlanders. Van Heiden, de man van de protocollaire zaken en de vermakelijkheden, gaat zich nu met de politiek bemoeien. Hij probeert de voorstanders van Oranje te mobiliseren, maar faalt jammerlijk. In zijn aantekeningen doet hij alsof hij er niets mee te maken heeft. Wat ook ontbreekt aan zijn dagboeken is het financiële schandaal dat Drenthe doet opschrikken in 1785. Er blijkt maar liefst 140.000 gulden te ontbreken aan de Drentse schatkist, nu ruim zes miljoen Euro. Johannes van Lier, de Ontvanger-Generaal, zeg maar: de Minister van Financiën van Drenthe en een vertrouweling van de Drost, had publiek en privé door elkaar gehaald. Hij zag geen mogelijkheid het tekort aan te zuiveren en ging er vandoor. Koren op de patriotse molen, maar kennelijk geen onderwerp voor Van Heiden hoewel hij in deze woelige periode veelvuldig in Drenthe is.
Wilhelmina weet haar broer, de koning van Pruisen, ertoe te bewegen met een ‘speciale militaire operatie’ Oranje weer stevig in het zadel te helpen. De Patriotten, voor zover niet te grazen genomen, vluchten bij duizenden het land uit. Willem kan zijn wankele bewind nog enige jaren rekken, maar in 1795 komt de Franse Revolutie ook naar ons land en komt er een einde aan het stadhouderlijk bewind. Willem V gaat ervandoor en de Bataafse Republiek wordt uitgeroepen. Van Heiden raakt zijn betrekkingen kwijt en trekt zich definitief terug op Laarwoud, wrokkend over ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’. Hij somt op wat er allemaal naar zijn idee mankeert aan het nieuwe bewind en concludeert: ‘…dat de afgezworen stadhouderlijke constitutie veel deugdelijker en nuttiger’ was. En wat die Bataafse ‘vrijheid’ betreft, dat is volgens hem niets anders dan ‘[h]et vermogen om zich zonder verweer of tegenspraak aan de willekeurige bevelen van weinigen […] te onderwerpen.’ Hij blijkt niet te zien dat dit nu juist volledig van toepassing was op de verjaagde regering.
Met zijn ambities en adellijke status is Van Heiden volledig verkleefd met de oude orde en daarmee aan de verkeerde kant van de Geschiedenis gebleven. Hij houdt hardnekkig vast aan de fictie dat het stadhouderlijke bewind ‘veel deugdelijker en nuttiger’ was dan de Bataafse constellatie. Hij bevindt zich binnen een besloten kring, een mentale ‘buitenplaats’ waar de geluiden van de omgeving niet of nauwelijks doordringen. En zo past hij op zijn manier in het thema van vandaag: ‘Fictie op de Buitenplaats’.
Ó Jan K.H. van der Meer 2022